De vlieger lijkt een vluchtig ding: leuk voor de kleintjes maar na de kindertijd al snel vergeten. Hoe valt dan te verklaren dat zo veel Nederlanders gefascineerd zijn door het vliegeren? Want Nederland is een echt vliegerland. De cultuurgeschiedenis van de Nederlandse vliegerverbeelding laat zien hoe de vlieger opduikt in talloze beroemde romans, gedichten en liederen, op schilderijen en prenten, op gebruiksvoorwerpen en interieurversieringen. Vliegers die niet opgaan, vliegers die ‘schootgaan’, vechtvliegers, speelgoedvliegers, nuttige vliegers, symbolische vliegers en smartlapvliegers – vliegers alom. Nederland is opgegroeid met de vlieger, en steeds weer worden nieuwe ideeën en verlangens op de vlieger geprojecteerd. ‘Zeg het met vliegers’, lijkt het devies. Maar wát zeggen we ermee?
De vlieger blijkt een ‘denkbeeld’ te zijn geweest – een vorm die steeds weer de mogelijkheid bood om dingen denkbaar te maken. Zo werd de vlieger al heel vroeg gebruikt om het complexe idee van de Republiek mee vorm te geven: een nieuwe staatsvorm – zeer bewonderenswaardig wanneer deze een ambitieuze vlucht neemt, maar ook fragiel; het ‘bouwwerk’ van de nieuwe Nederlandse Republiek bestond immers uit houtje-touwtjeconstructies. Nog eeuwenlang is de vlieger een politiek symbool gebleven, maar ook een denkbeeld voor technische vooruitgang, voor het verlies van onschuld, voor gefnuikte ambities en hoge vluchten. Wie de vlieger volgt, ontdekt vierhonderd jaar Nederland in vogelvlucht.
Publicaties
Gert-Jan Johannes en Inger Leemans, De vliegerende Hollander. Geschiedenis van de Nederlandse vliegerverbeelding, vanaf 1600 (Prometheus 2020).
Gert-Jan Johannes en Inger Leemans, ‘The Kite of State. The Political Iconography of Kiting in the Dutch Republic 1600-1800, Early Modern Low Countries’ 1:2 (2017) 201–230.
Zie ook
Interview over dit De vliegerende Hollander op Nieuwsweekend (NPO Radio 1)