8. De retoriek van de Nederlandse stam. Groot-Nederland op de Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen (1849-1875) volgens letterkundigen en politici

Door Abel van Oosterwijk, Ton van Kalmthout (begeleider), Rik Spanjers (begeleider)

De Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen (1849-1912) gelden als een mijlpaal in de geschiedenis van de Belgisch-Nederlandse betrekkingen. Ze staan dan ook te boek als een eerste belangrijke stap in de culturele toenadering tussen Vlaanderen en Nederland na de Belgische onafhankelijkheid van 1830. De leden van deze Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen waren Vlaamse en Nederlandse letterkundigen, maar ook courantiers, journalisten, uitgevers, boekhandelaren en schrijvers en dichters. Zij deelden de ambitie om de Nederlandse taal, die voor hen kenmerkend was voor het Nederlandse volk, in de wereld te behouden. Daartoe werd er gemiddeld tweejaarlijks een internationaal letterkundig-wetenschappelijk congres bijeengeroepen, onder het motto ‘het behoud van den Nederlandschen stam’. Lange tijd gold de taalkundige naam van de NTLC als onproblematisch. Het duurde tot aan het begin van deze eeuw voordat de taalemancipatorische motieven van de NTLC werden uitgelegd als onversneden Groot-Nederlandse cultuurpolitiek. Dit paper onderzoekt hoe de cultivering van de Groot-Nederlandgedachte op de NTLC plaatsvond op twee niveaus elitecultuur: literatuurwetenschap en overheid.