Working papers
3. Corona en de duidingsdrift: een cultuurhistorisch perspectief
De vraag hoe we, als individu en als gemeenschap, om moeten gaan met ziekte is van alle tijden, maar dient zich momenteel met ongekende urgentie aan. Overheden roepen burgers op om met zijn allen de corona-curve af te vlakken door middel van social distancing. Juist in het medisch gepaste afstand tot elkaar bewaren vinden we een gedeelde, gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. ‘Samen komen we deze moeilijke periode te boven’, drukte Mark Rutte de Nederlanders op het hart in zijn TV-toespraak. De corona-crisis wordt daarmee een verhaal over wie we zijn als gemeenschap. Nederlander zijn betekent nu: je individueel door social distancing inzetten voor het collectief, in de overtuiging dat dat collectief juist door de corona-crisis aan cohesie zal winnen.
Dit corona-narratief deelt het podium met tal van andere verhalen. De corona-crisis wordt geduid als moment van collectieve bezinning, waarop onze samenleving het destructieve karakter van het neoliberalisme eindelijk echt onder ogen gaat zien. Als wake-up call die ons wijst op het maatschappelijk belang van sectoren als de zorg en het onderwijs, of als een spiegel waarin we zien hoe immoreel en schadelijk onze omgang met de andere dieren op deze planeet is. Of de corona-crisis daadwerkelijk tot dergelijke vormen van herbezinning en maatschappelijke verandering zal leiden, weet niemand. Wel duidelijk is dat zij in velen een enorme duidingsdrift aanwakkert – een zeer sterke behoefte om haar van betekenis te voorzien. Corona raakt aan alle aspecten van ons bestaan, en van de manier waarop de samenleving is ingericht, en fungeert mede daarom als een blanco scherm waarop we onze uiteenlopende verlangens naar een ander soort wereld kunnen projecteren.[1]
De gedeelde verhalen die we over corona vertellen, komen niet uit het niets, maar dragen vaak de sporen van verhalen uit het verleden. Op de vraag hoe om te gaan met ziekte, als individu en als gemeenschap proberen mensen immers in elk geval al een paar millennia een antwoord te formuleren. Die antwoorden kunnen nogal verschillen per historische periode en per cultuur, maar ook binnen één samenleving leven veelal verschillende, mogelijk met elkaar botsende ideeën over de juiste houding ten aanzien van ziekte. Wat daarbij telkens terugkeert is de poging om ziekte van betekenis te voorzien, om ziekte te ontdoen van haar schijnbare willekeur en betekenisloosheid en in te bedden in een verhaal, waarin ziekte ons verandert en naar een nieuw punt in ons leven tilt. Wat dat betreft staan de corona-narratieven die we momenteel zien opdoemen in een lange traditie. Morgen ga ik kort in op enkele ziekte-narratieven uit de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Die narratieven staan soms ver van ons af; andere lijken verrassend veel op de verhalen van nu.
[1] Een geestig opiniestuk in de Volkskrant van 1 april 2020 beklaagt zich over de momenteel heersende ‘opiniedemie’ en roept ‘alle niet-essentiële meningen’ op om ‘zoveel mogelijk thuis [te] blijven’.