Kaas, kennis, kunst

Op een vrijdag in juli mocht ik na ruim anderhalf jaar lockdowns weer een keer een werkreisje maken: naar Art Rotterdam. Niet om de expositie in detail te bekijken, maar om een middag samen met kunstenaar Suzanne Bernhardt met bezoekers te praten over een onderwerp dat ons beiden na aan het hart ligt: het koloniale verleden en heden van Nederlandse kaas.

Onafhankelijk van elkaar waren we erachter gekomen dat die mooie, harde, gele Nederlandse kaas helemaal niet zo’n puur Nederlands product is als we vaak denken. De reden: wintermelk is anders dan zomermelk. In de winter, als de koeien binnen staan, eten ze geen vers gras maar hooi. Daar zit minder caroteen in dan in vers gras, met als gevolg dat kaas gemaakt van wintermelk lichter geel van kleur is dan kaas gemaakt van zomermelk. Al sinds minstens de zeventiende eeuw wordt kaas daarom bijgekleurd met oranje-rode kleurstoffen, zodat ze het hele jaar door een constante gele kleur heeft. Verwijzingen daarnaar had ik in zeventiende-eeuwse bronnen aangetroffen.

         

 

 

 

De kleurstoffen die daar tegenwoordig het meeste voor gebruikt worden zijn caroteen, ofwel E160a, en anatto, ofwel E160b. Caroteen kan worden geïsoleerd uit verschillende planten – voor commerciële doeleinden worden meestal worteltjes gebruikt. Anatto heeft ook een plantaardige oorsprong, en wordt al langer dan caroteen gebruikt: het wordt gemaakt van de zaden van de achiotestruik, die van nature in Midden- en Zuid-Amerika groeit. Suzanne ontdekte deze link tussen Nederlandse kaas en een vergeten koloniaal verleden toen zij tijdens een verblijf in Guyana een stuk geïmporteerde Nederlandse kaas vond in een winkel met daarin de kleurstof die ze ook had aangetroffen in de zaden van een plant op het terrein van haar gastheer.

 

 

Gefascineerd door deze verbinding begon Suzanne samen met een ambachtelijke kaasmaker in Nederland te experimenteren met het zichtbaar en proefbaar maken van deze koloniale geschiedenis. Toen we elkaar toevallig via Instagram ontmoetten, besloten we al snel om samen te werken. Suzanne is een denker en maker, en was op zoek naar meer historische informatie over anatto. Binnen NL-Lab werk ik met Geertje Mak en Leonie Cornips aan een project over kaas en Nederlandse identiteit: Kaas s/maakt Nederland/s, en wij waren ook benieuwd naar de koloniale geschiedenis van Nederlandse kaas. Marijn Stouthamer werd aangenomen als onderzoeksstagiair om dit deelonderzoek verder uit te werken.

Zo kwamen we er achter dat anatto onder verschillende namen, zoals orleaan en roucou, in Europa verhandeld werd vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw, en ook vanaf die tijd gebruikt werd om Nederlandse kazen, zoals bijvoorbeeld Leydse, een mooie kleur te geven. In Nederland was orleaan een belangrijk koloniaal product, net als koffie, suiker, en tabak. De Latijnse naam van de orleaanplant, Bixa orrellana, is afgeleid van de naam van Francisco de Orellana (1511-1546), een Spaanse ontdekkingsreiziger die de Amazonerivier af voer. Het is onduidelijk of hij ook degene was die de plant meenam naar Europa, maar zeker is dat Europeanen in Midden-Amerika in de zestiende eeuw al zagen dat de plaatselijke bevolking de kleurstof gebruikten om hun kleding en lichamen mee te verven. Het volledige onderzoeksverslag van Marijn is hier te lezen.

Suzanne’s artistieke onderzoek resulteerde uiteindelijk in prachtige kazen, gemaakt volgens ambachtelijke Nederlandse methode, maar dooraderd met roucou. Ook maakte ze kaasdoeken om de kazen in te verpakken, gekleurd en bedrukt met roucou, geïnspireerd door traditionele Guyanese patronen en met verwijzingen naar de koloniale geschiedenis van de kaas. Op Art Rotterdam presenteerde zij de kazen en de kaasdoeken. Bezoekers konden proeven, ruiken, en kijken, en in gesprek met Suzanne en haar gasten kennis maken met deze geschiedenis. Wie een kaas kocht, stemde in feite in met het verder vertellen van het verhaal: het formaat van de kazen nodigde uit tot delen.

Door de samenwerking met Suzanne hebben we met NL-Lab niet alleen theoretisch inzicht gekregen in de koloniale geschiedenis van Nederlandse kaas, maar kunnen we die geschiedenis ook zien, ruiken, en proeven.

 

 

Marieke Hendriksen