Working papers
1. Een korte geschiedenis van epidemische luchtwegaandoeningen: begrip
Nadat premier Rutte op 13 en 15 maart vergaande maatregelen afkondigde om de covid-19 epidemie beter te kunnen beheersen, stelden meerdere mensen mij als medisch historicus de vraag ‘hoe we dat dan vroeger deden’. Waarmee men bedoelde: hoe gingen mensen, in Nederland en daarbuiten, in het verleden om met epidemieën van luchtweginfecties? Het korte antwoord is: heel anders. Met het lange antwoord zou ik een boek kunnen vullen, maar een blog post (of twee) is sneller geschreven en leest makkelijker. Deze week deel 1, over de geschiedenis van het begrip van luchtwegaandoeningen. Over enkele dagen deel 2, over de geschiedenis van de behandeling en beheersing van luchtwegaandoeningen.
Tegenwoordig worden luchtweginfecties begrepen als een ontsteking van het slijmvlies in de luchtwegen veroorzaakt door ziekteverwekkers in ingeademde lucht, zoals virussen en bacteriën. Op de website van het RIVM lezen we: “Infecties van de bovenste luchtwegen, zoals verkoudheid en keelontsteking, worden meestal veroorzaakt door een virus en gaan vrijwel altijd zonder behandeling over. Infecties van de lagere luchtwegen zijn bijvoorbeeld longontsteking en bronchitis. Deze kunnen zowel door een virus als een bacterie worden veroorzaakt en kunnen leiden tot een ernstige ziekte. Longontsteking is een belangrijke doodsoorzaak in Nederland.”[1]
Verwarrend genoeg worden luchtweginfecties die qua symptomen erg op elkaar kunnen lijken, zoals gewone verkoudheid, griep, en covid-19 veroorzaakt door compleet verschillende virussen, die taxonomisch en morfologisch gezien niet eens tot dezelfde families behoren. Zo is verkoudheidsvirus (Rhinovirus) onderdeel van de familie Picornaviridae; de vier influenza- of griepvirussen (A t/m D) zijn onderdeel van de familie Orthomyxoviridae, en coronavirussen zoals covid-19 zijn onderdeel van de Orthocoronavirinae. Covid-19 vergelijken met ‘een griepje’ klopt dus echt niet, niet alleen klinisch, maar ook taxonomisch gezien niet.
Maar dit is historisch gezien erg recente kennis. Hoewel men al sinds de oudheid in de gaten had dat sommige ziekten erg besmettelijk zijn, en dat de overdracht gestopt kan worden door zieken af te zonderen van gezonde mensen, gold dat denken over het algemeen niet voor luchtweginfecties. Dat komt doordat pas in de late negentiende eeuw duidelijk werd dat bacteriën en virussen hiervoor verantwoordelijk zijn, en luchtweginfecties dus besmettelijk kunnen zijn. Epidemische luchtweginfecties met op hedendaagse griep lijkende symptomen worden al sinds de klassieke oudheid met enige regelmaat beschreven. Zo vinden we in Hypocrates’ Boek der Epidemieën, geschreven rond 410 BCE, al een beschrijving van een zeer besmettelijke ziekte in het noorden van Griekenland, die qua symptomen erg op griep lijkt. Tot in de middeleeuwen komen door heel Europa beschrijvingen van epidemieën van uiteenlopende ziekten voor, die vrijwel allemaal aangeduid werden als ‘plaag’ of ‘pest’, ook als het om luchtweginfecties gaat.
In 1357 werd in Florence voor het eerst een epidemie van ‘influenza’ beschreven.[2] Het woord influenza betekent in het Italiaans letterlijk ‘invloed’. Van de oudheid tot diep in de achttiende eeuw werd namelijk gedacht dat veel besmettelijke ziekten werden veroorzaakt door de invloed van hemellichamen, weersverschijnselen en het klimaat – in het Nederlands zien we die gedachtegang nog terug in de term ‘bezoeking’ en de uitdrukking ‘kou vatten’.[3] De influenza-epidemie in Florence van 1375 was waarschijnlijk inderdaad een ‘influenza di freddo’, een ‘koude invloed’ of griepepidemie. Maar tot in de achttiende eeuw betekende influenza, net als plaag, meer een (besmettelijke) ziekte in het algemeen. De term lijkt zich ook pas in de achttiende eeuw verder over Europa te hebben verspreid. In een brief aan zijn zoon uit 1767 beschrijft Lord Chesterfield bijvoorbeeld een epidemie in Londen als volgt: “een kleine koorts die niemand behalve bejaarde mensen doodt en die nu met een mooie naam influenza wordt genoemd.”[4]
In het Nederlands zien we influenza voor het eerst opduiken aan het einde van de achttiende eeuw, als synoniem voor verkoudheid, maar dan vooral metaforisch gebruikt. Zo publiceerde de Utrechtse hoogleraar filosofie en wiskunde J.F. Hennert in 1785 een pamflet met de titel Bijzondere Uitwerkzelen van de Influenza, En de Geneesmiddelen Tegen Die Besmettelijke Ziekte. Dat gaat echter niet over de symptomen en behandeling van verkoudheid of griep, maar is een schotschrift waarin een criticus die hem probeerde zwart te maken op de hak wordt genomen. Iets soortgelijks zien we in 1800 in het werkje De Bij-Lichter, Zijnde Eene Uitgewerkte Verhandeling over de Influenza, Dat Is Publieke Verkoudheidvan de legerarts Pieter van Woensel, dat bij lezing helemaal niet over fysieke verkoudheid blijkt te gaan, maar over de verspreiding van ontwrichtende politieke ideeën.
Het woord ‘griep’ in de betekenis van een besmettelijke ziekte kwam pas met de Franse bezetters en hun grippe rond 1800 het land binnen. Voor die tijd werden luchtwegaandoeningen in het Nederlands beschreven als bijvoorbeeld verkoudheid, longontsteking, pneumonia, peripneumonia, consumptie, zydewee, pleuris, tering of Phthisis. Bij gebrek aan een microbiologisch begrip van luchtwegaandoeningen waren de categorieën waarin ze verdeeld werden bovendien veel meer fluïde.[5] Daarbij moeten we ons ook realiseren dat die termen, zelfs al lijken sommige nu nog gebruikt te worden, een andere betekenis hadden voor de mensen die ze destijds gebruikten. Ziekten zijn altijd tegelijkertijd een klinisch en een sociaal verschijnsel, en die twee manieren van ziekte begrijpen zijn niet goed uit elkaar te halen. Het is daarom te kort door de bocht om te stellen dat achttiende-eeuwse consumptiepatiënten ‘eigenlijk’ aan tuberculose leden – in de sociale, biologische, en medische werkelijkheid van voor 1882, het jaar waarin de tuberculosebacterie werd ontdekt, bestond TBC immers niet. Om die reden is het ook niet zinnig om aan te nemen dat de ‘zydewee’ beschreven door een zeventiende-eeuwse arts dezelfde ziekte was als hedendaagse pleuritis.
Dat wil niet zeggen dat er niet kritisch nagedacht werd over de oorzaken van verschillende luchtwegaandoeningen. Volgens de Amsterdamse arts Steven Blankaart (1650-1704) werd hoest bij verkoudheid bijvoorbeeld ofwel veroorzaakt door ‘een siltige en scherpe [stof] door de kliertjes die de longe-pijps rok van binnen bekleeden, uitsypert’, ofwel doordat ‘de locht d’eene tijd meerder suure deeltjens by sich heeft als d’andere tijd, welk dan ingeademt wordende, het bloed scherper maakt, en de long tot hoesten ontstelt’.[6] Maar hoe werden luchtwegaandoeningen dan behandeld voor de late negentiende eeuw? Lees het binnenkort in deel 2!
[1] https://www.rivm.nl/luchtweginfecties, laatst geconsulteerd op 27-3-2020
[2] Bruno Lina, “History of Influenza Pandemics,” in Paleomicrobiology, by D. Raoult and M. Drancourt (Berlin: Springer, 2008), 199–211, https://doi.org/10.1007/978-3-540-75855-6_12.
[3] Een vergelijkbare etymologie zien we bij malaria: in het Italiaans betekent mal’aria letterlijk ‘slechte lucht’.
[5] Zie bv Vanessa Harding, “Housing and Health in Early Modern London,” in Environment, Health and History, by Virginia Berridge and Martin Gorsky (Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2012), 23–44, pp. 38.
[6] Steven Blankaart, De Kartesiaanse Academie Ofte, Institutie Der Medicyne (Amsterdam: Johannes ten Hoorn, 1683), p. 285.